De doornenkroning
1 Toen liet Pilatus Jezus geselen. 2 De soldaten vlochten een kroon van doorntakken, zetten Hem die op het hoofd en wierpen Hem een purperen mantel om. 3 Ze traden op Hem toe en zeiden: “Gegroet, koning der Joden!” En zij sloegen Hem in het gezicht.